Ontslag op staande voet kan alleen onder bijzondere omstandigheden gegeven worden. Het burgerlijk wetboek noemt een aantal voorbeelden waarbij een dergelijk ontslag wegens de zogenaamde ‘dringende redenen’ aanwezig kan zijn. Graag neem ik u mee naar een recente zaak waarin een werknemer tegen zijn ontslag is opgekomen omdat hij het niet eens was met de betichting van diefstal van twee kistjes wijn.
Werkgever had werknemer ontslagen met de onderbouwing dat hij zich tijdens werktijd de toegang tot de loods van een klant van werkgever had verschaft en aldaar exclusieve wijn heeft meegenomen zonder dat daar toestemming voor was gegeven. Camerabeelden en een getuige zouden volgens werkgever bevestigen dat werknemer zich de wijn onrechtmatig zou hebben toegeëigend. Werknemer was het niet eens met het ontslag en heeft een zaak bij de kantonrechter aanhangig gemaakt waarin hij onder andere om wedertewerkstelling en doorbetaling van het loon heeft gevraagd.
Op de zitting bij de kantonrechter zijn de camerabeelden bekeken. De discussie was daar niet of op de beelden de diefstal van de wijn te zien was. Partijen waar het daar kennelijk over eens. Werknemer kon zich er echter niet in vinden dat hij de man op de beelden zou zijn. Hij ontkende de diefstal te hebben gepleegd.
Werknemer was op de bewuste dag aan het werk en had een sleutel van de loods. Werknemer is door collega’s op de camerabeelden herkend vanwege zijn manier van lopen, zijn postuur en het petje wat hij altijd (achterstevoren) draagt. Daarnaast heeft een getuige gezegd dat hij die dag aan het werk was met werknemer en er die dag een doorgang is gemaakt bij de scheidingswand bij de bewuste loods waarbij werknemer twee kistjes zou hebben meegepakt en in de auto van de getuige zou hebben geplaatst. Daarnaast heeft een getuige gezegd dat hij die dag aan het werk was met werknemer en werknemer twee kistjes zou hebben meegepakt en in de auto van de getuige zou hebben geplaatst.
Volgens de kantonrechter heeft werkgever daarmee voldoende bewezen dat werknemer de kistjes heeft meegenomen. Het gaat er volgens de kantonrechter om dat – anders dan in het strafrecht – er een redelijke mate van zekerheid is over de gestelde feiten. Diefstal door een werknemer vormt ex art. 7: 678 lid 2 BW voor werkgever een dringende reden voor beëindiging van de arbeidsverhouding. Werknemer heeft volgens de kantonrechter ook geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd die de conclusie anders maken. De werkgever heeft werknemer volgens de kantonrechter dan ook rechtsgeldig ontslagen.
Deze uitspraak van de kantonrechter is in zoverre interessant dat hieruit opnieuw valt op te maken dat er bij de beoordeling in civiele zaken van een ander criterium wordt uitgegaan dan in strafzaken waarin “wettig en overtuigend” bewijs moet worden geleverd. Verder toont deze uitspraak opnieuw aan dat een werkgever bij een vermeend ontslag op staande voet uiterst zorgvuldig moet zijn. In deze casus heeft werkgever gedegen aangepakt. De praktijk leert dat dit niet altijd het geval is.