Kan slecht levensgedrag van een mede horeca-eigenaar leiden tot sluiting van een café? Wat is slecht levensgedrag en kan een straf of boete uit het verleden daarbij nog een rol spelen? Wat vindt u van deze casus?
Twee horecaondernemers, meneer A en meneer B openen in 2009 een eetcafé. Er wordt één drank- en horecavergunning verstrekt aan beide heren gezamenlijk. Nadat de samenwerking tussen de horecaondernemers in januari 2017 eindigt, wordt in dezelfde maand de drank- en horecavergunning door de burgemeester van Soest ingetrokken. De reden: meneer B vertoonde slecht levensgedrag. Laat nu net meneer A het eetcafé alleen willen voortzetten zonder meneer B en een nieuwe vergunning te hebben aangevraagd. Meneer A vraagt de rechter van de rechtbank Midden-Nederland om deze reden het besluit tot intrekking van de vergunning te schorsen in afwachting van zijn aanvraag.
Wat is nu eigenlijk slecht levensgedrag? In artikel 8 van de Drank- en Horecawet is als één van de vereisten opgenomen dat een leidinggevende van een horecabedrijf “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn”. Er geldt een ruime interpretatie voor dit vereiste. Zoals blijkt uit het oordeel van de rechter mogen alle feiten en omstandigheden daarbij worden meegewogen.
Ook de burgemeester heeft dit vereiste ruim geïnterpreteerd en bij zijn beoordeling meerdere oude strafrechtelijke veroordelingen van meneer B betrokken. Dat betekende onder andere dat geldboetes voor meerdere verkeersovertredingen werden meegewogen.
Toch wordt de soep niet zo heet gegeten als zij wordt opgediend. De rechter oordeelde namelijk dat het uiteindelijk gaat om “een optelsom die leidt tot de conclusie dat die feiten en omstandigheden tezamen ertoe leiden dat iemand van slecht levensgedrag is.” In dit kader werd verder nog een verdenking van betrokkenheid van meneer B bij een drugsdelict meegewogen. Opmerkelijk, want meneer B was nog niet veroordeeld en zou daarvoor nog kunnen worden vrijgesproken. Toch volgt uit vaste rechtspraak dat een verdenking mag meewegen in de beoordeling. Bovendien hoeven de mee te wegen feiten en omstandigheden geen verband te houden met het horecabedrijf.
Telt het belang van meneer A bij voortzetting van het eetcafé zonder meneer B, dan nog mee in deze optelsom? Opmerkelijk genoeg niet. Dit komt omdat de wet op dit punt geen ruimte laat voor een belangenafweging. Nu er één vergunning aan beide heren gezamenlijk was afgegeven en meneer B de spreekwoordelijke kruisjes achter zijn naam had staan, heeft meneer A pech gehad. De uitkomst is dan ook niet zo rooskleurig. Het besluit tot intrekking werd niet geschorst en het eetcafé kon voorlopig zonder drank- en horecavergunning haar deuren sluiten.
Ondanks dat meneer A geen verkeersovertredingen heeft begaan, moet hij uiteindelijk wel boeten. Uiteraard geldt het advies voor meneer A om bij een volgende samenwerking meer onderzoek te doen en betere afspraken te maken. Ook al betreft het een onderzoek naar de oude spreekwoordelijke kruisjes achter iemands naam.